Verslag Staat van Cultuur: stad van en voor kunstenaars
We zitten in een witte zaal van het TAC, verlicht door witte TL-lampen. Het is de laatste van drie debatavonden met betrekking tot de staat van cultuur in Eindhoven. Alsof we in het hiernamaals zijn beland, een soort hemel boven de stad. Misschien is het een voorteken. Misschien wacht ons vanavond verlichting.
Het thema van vanavond is Stad voor en van kunstenaars. Oscar Kocken staat klaar met de microfoon, Tanja Mlaker opent het gesprek met een voorwoord. Daarna worden de eerste drie gasten naar voren geroepen: beeldend kunstenaar Lex van Lith, tevens directeur van Stichting Beeldenstorm/ Daglicht; singer-songwriter en schrijfster Iris Penning; en Mary-Ann Schreurs, lijsttrekker van D66 Eindoven en, onder andere, Wethouder van Innovatie en Design.
Iris vertelt dat ze overal optreedt en op de raarste plekken komt, maar eigenlijk heel weinig in Eindhoven. Voor muzikanten is het hier niet bepaald een broedplaats. ‘De meeste muzikanten met wie ik op de Rockcity Institute zat trekken uit de stad weg. Ze gaan bijvoorbeeld naar Rotterdam, omdat daar constant interessante samenwerkingen worden aangegaan. Met elkaar, maar ook met de gemeente. Ze hebben daar veel kleine potjes voor allerlei leuke projecten.’
‘Eindhoven biedt weinig kansen voor beginnende muzikanten’, zegt Penning. ‘Eindhoven stimuleert kunst niet.’ Nee, ze windt er bepaald geen doekjes om. Wat betreft haar ligt de focus te veel op de prestige van de stad als geheel en te weinig op beginnende en kleinere kunstenaars. Die moeten alles zelf maar uitzoeken.
Het komt goed uit dat ze naast Mary-Ann Schreurs zit, want Pennings aanklacht is voornamelijk bedoeld voor haar: de wethouder.
‘Het cultuurbudget stond onder druk,’ zegt Schreurs, en lijkt daarmee direct een kleine schuldbekentenis af te leggen. ‘Voornamelijk de grote instellingen kregen geld en er was weinig ruimte voor nieuwe initiatieven. In 2017 is dat veranderd. Stichting Cultuur Eindhoven heeft meer geld vrijgemaakt voor vernieuwing. Broedplaatsen voor jonge makers zijn inderdaad meer toegespitst op het gebied van toneel en beeldende kunst, dat geef ik toe.’ Ze zou graag zien dat ook muzikanten in aanmerking komen voor de beschikbaar gemaakte werk- en ontmoetingsplekken. Bijvoorbeeld zou je een atelier kunnen delen op het voormalige NRE terrein. De bereidheid daartoe groeit. En hopelijk - het is nog niet zeker - komt er extra cultuurbudget voor de Brainport regio, waardoor voorzieningen in Eindhoven nog beter geaccommodeerd kunnen worden en er extra geïnvesteerd zal worden in plaatsen en mogelijkheden voor kunstenaars.
Lex van Lith heeft wel zo’n plek waar ontwerpers en kunstenaars kunnen werken en samenkomen: Stichting Beeldenstorm/ Daglicht. ‘De mogelijkheden blijven beperkt, maar we werken veel samen, zoals met de DIY Textile School en glasblazerijen, en ook met instituties in andere landen en steden. Je merkt dat kunstenaars en designers elkaar inspireren.’
Mary-Ann: ‘Het is waar dat muzikanten zo’n plek in Eindhoven niet hebben.’
Dat is waar Iris op doelde, al beseft ze dat het niet alleen op de gemeente is af te schuiven: ‘Muzikanten mogen ook best wat meer initiatief tonen.’
Waarop Lex aanhaakt: ‘Wij zijn ook bottom up ontstaan hè. Het begon met de kunstenaars en ontwerpers zelf. Dat is het mooie.’ Zijn droom is een residentieprogramma. Kunstenaars uit het buitenland naar Eindhoven laten komen. ‘Een plek waar alles bij elkaar komt.’
‘We zijn al goed bezig,’ vindt Mary-Ann. ‘De inhoud en de motivatie zijn goed. Het gaat er nu vooral om dat we nog beter gaan faciliteren.’
Iris is het daar driftig mee eens. ‘Ik ben ook schrijver, en voor schrijvers wordt al helemaal niets gefaciliteerd. We hebben meerdere mooie initiatieven, zoals Poetry Club 040, maar er is geen overkoepelend orgaan. Misschien moeten we dat zelf dan maar regelen.’ Waarop Mary-Ann met een knipoog naar Tanja Mlaker wijst en zegt: ‘Praat na afloop maar even met Tanja, want een beetje budget is zo geregeld.’ Iris, die op het punt stond om nog iets te zeggen, glimlacht nu.
En wat betreft de faciliteiten: Mary-Ann vertelt dat er tijdens de crisis veel leegstand was, en dus veel beschikbare, tijdelijke ruimte, maar dat nu de economie weer is aangetrokken. ‘We werken aan een beleid voor meer permanente atelierruimtes. Ik hoop dat we daar geld voor krijgen. De vierkante meters, geeft ze toe, zijn in eerste instantie begroot op beeldend kunstenaars en ontwerpers. Maar laten we delen. Wellicht kunnen muzikanten en schrijvers er ook van profiteren.
Dan is het tijd voor de volgende twee gasten: kunstenaar Jalila Essaïdi, van BioArt Laboratories, en Henri de Leeuw, bestuurslid bij de SP.
‘Ik ben een cultuurbarbaar,’ is het eerste wat De Leeuw zegt. ‘Ik kom wel eens bij het Muziekcentrum en bij het Parktheater, maar meer eigenlijk niet. Toch vind ik dit, hier, fantastisch.’ Hij bedoelt deze avond, en een instituut als het TAC. Hij is een man die denkt in mogelijkheden. Daden, geen woorden. Zo stelt hij meteen voor om de grote ruimte waarin we zitten onder te verdelen in een paar kleinere. ‘Dat heb je er zo weer een paar beschikbare ruimtes bij.’ Zijn kordate idee is zo eenvoudig en onverwacht dat niemand er even iets op weet te zeggen.
Jalila woonde haar hele leven in Eindhoven en houdt van deze stad. Ze zit volop in de verbouwing van haar BioArt Village, waar ze experimenteert met kunst en biotech, en haar werk wordt momenteel in New York geëxposeerd. Met andere woorden: ze heeft het druk. Het lukt haar allemaal wel, zowel wat betreft geld als faciliteiten. Maar waar ze felle kritiek op heeft is de Eindhovense ambtelijke molen, op hoe laks en ineffectief er wordt omgegaan met kunstenaars als zij. ‘Tijd is kostbaar,’ stelt ze. ‘En ik denk dat ik jaren kwijt ben geraakt aan trage en onwelwillende ambtenaren. Die mensen zouden een militaire training moeten krijgen. Een woord zou een woord moeten zijn, en een daad een daad.’
‘Jalila is een vrouw naar mijn hart!’ roept Henri de Leeuw enthousiast. ‘Het bastion van de gemeente stuurt je van het hokje naar de kast. Ik ben van de SP, ik zal altijd in de bres springen voor het kleine, voor hen die hulp nodig hebben. Het liefst wil ik dat iedereen die dat wil morgen al aan de slag kan, maar dat kán niet, omdat jullie niet worden gestimuleerd. Er wordt te veel gepraat en te weinig gedaan. De overheid moet ondersteunen.’
Jalila knikt, maar plaatst een kanttekening: ‘Kunstenaars moeten wel proberen zo veel mogelijk op eigen benen te staan. Ik heb er keihard voor moeten werken, je kunt niet altijd verlangen dat een ander alles voor je regelt. Je moet zelf dingen organiseren, zelf samenwerkingen aangaan. Het gaat echt om dat begin. De zaadjes helpen ontkiemen. Als je van de Design Academy komt heb je geen idee hoe je moet ondernemen. Dat wordt je niet geleerd.’
Na de sprekers is de publieke discussie wat tammer dan bij vorige edities. Het is alsof we elkaar toch een beetje hebben weten te vinden. Het gaat om ondersteunen, om faciliteren, om een stad creëren waar álle kunst dat eerste eindje vooruit wordt geholpen. Een stad die trots is op haar kunstenaars en dat ook laat blijken met daden. Tegelijkertijd moet de kunstenaar zelf ook hard werken en bestaansrecht afdwingen; niet als eerste impuls dat handje ophouden, ook vooral laten zien wat je in je mars hebt.
Het komt goed, zoals we hier graag zeggen. We hebben het wel in ons. Zelfs de luidste kritiek die de afgelopen drie avonden werd geuit kwam uit een hart vol betrokkenheid, liefde en - al zit bij sommigen diep weggestopt - trots.